Nachtpolitiek, heet een nieuwe reeks gedichten die ik vorige week afmaakte. Of eerder: zich vormde. Coalesced, zeggen de Engelstaligen. Een mislukte exodus, mijn eigen dämmerung. Opnieuw een verdamping, van Friesland tot Pristina, en Amsterdam-Noord materialiseert in rommelige glorie, een blueslicht waarin ik met George Oppen op mijn rug wil verdwijnen. Mijn bestemming? De kou.
Klaarheid over mijn bestaan
in de lange nacht, die niets overbrugt.
Bang dat ik de wereld die ik zoek
zelf verduisterd heb, nooit iets leerde
van mijn ervaringen in Nederland
omdat zij mij, man
uit de middenklasse,
altijd heeft geaccepteerd.
En ik accepteerde haar.
Met mijn legitieme woede,
mijn onhandigheid
en mijn jonge lichaam met organen.
Die ik roofde
uit de lichamen van mijn ouders
en hun ouders voor hen.
Ze zijn overbodig geworden
en ik ben verward, zonder organisatie.